Schakel JavaScript in om gebruik te kunnen maken van deze website.
Erfrecht (Nederland)
Noorland Juristen Menu

Erfrecht (Nederland)

Het Nederlandse erfrecht is geregeld in Boek 4 van het Burgerlijk wetboek. De term die de wet daarbij hanteert is de erfopvolging. Dit is één van gevallen waarbij men goederen en schulden verkrijgt onder algemene titel. De erfgenamen (ook erven genoemd) volgen de overledene, aangeduid als de erflater, op in diens positie. Zowel zijn bezittingen als zijn schulden worden door het aanvaarden van de nalatenschap deel van het vermogen van de erfgenamen. Ook legaten van de erflater creëren voor de erfgenamen schulden (die zijn achtergesteld op de gewone schulden van de nalatenschap en op de schulden ; een legaat komt, tenzij het aan een of meer bepaalde erfgenamen of legatarissen is opgelegd, ten laste van de gezamenlijke erfgenamen.

Een bankrekening kan op naam gesteld worden van "de erven van ...".

Over een erfenis met een positieve waarde moet een erfgenaam (behalve als die is vrijgesteld, zoals een ANBI) erfbelasting betalen.


Titel 1. Algemene bepalingen

+

De wet onderscheidt twee manieren om erfgenaam (erfopvolger) te worden:

  1. bij versterf (door verwantschap, als er geen testament is)
  2. krachtens testament

Art. 1 bepaalt namelijk: van de erfopvolging bij versterf kan worden afgeweken bij een uiterste wilsbeschikking die een erfstelling of een onterving inhoudt.

Art. 6 bepaalt dat er wordt uitgegaan van de waarde direct na overlijden.

Art. 7 bepaalt dat de schulden van de nalatenschap onder meer zijn:

  • De schulden van de erflater.
  • De kosten van lijkbezorging, voor zover zij in overeenstemming zijn met de omstandigheden van de overledene; art. 3.288 BW bepaalt dat dit een bevoorrechte vordering is; een complicatie is dat een opdrachtgever van lijkbezorging zich persoonlijk verplicht het uitvaartbedrijf te betalen; hij krijgt zo een vordering op de nalatenschap, maar dat is dan mogelijk geen bevoorrechte vordering.
  • De kosten van vereffening van de nalatenschap, met inbegrip van het loon van de vereffenaar.
  • De schulden uit legaten die op een of meer erfgenamen rusten; deze schulden zijn achtergesteld ten opzichte van de schulden in de drie items hierboven (deze achterstelling beschermt dus de andere schuldeisers, niet de erfgenamen met de hier genoemde schuld). Een erflater kan dus een positief vermogen hebben gehad, terwijl door legaten de waarde van de nalatenschap negatief is. Verder kan de (positieve of negatieve) waarde van de totale verkrijging ook voor erfgenamen met hetzelfde erfdeel sterk uiteenlopen, zowel door aan hen toegekende legaten als door de vraag wie deze en de andere legaten moet betalen (en verder door eventueel lasthebber of lastbevoordeelde zijn, zie onder).

Een fiscale boete die is opgelegd na iemands overlijden hoeft niet te worden betaald. Waren er al boetes opgelegd vóór het overlijden, dan worden die kwijtgescholden voor zover ze nog niet betaald waren.


Titel 2. Erfopvolging bij versterf

+
Erfgenaam bij versterf wordt men door verwantschap met de overledene. Dit wordt geregeld in het versterferfrecht. Dit is van toepassing als er geen testament is.

De wet "roept tot een nalatenschap" als erfgenamen uit eigen hoofde achtereenvolgens:

  1. partner (in huwelijk of geregistreerd partnerschap) en kinderen (zie ook onder)
  2. ouders, broers, zusters
  3. grootouders
  4. overgrootouders

Er zijn dus vier groepen. Uitsluitend de eerst van toepassing zijnde groep erft, elk persoon met een gelijk deel (voor wat groep 1 betreft wordt dit wel zo uitgedrukt dat de partner een kindsdeel erft). Als iemand uit een groep zelf bij overlijden van de erflater al is overleden, of is onterfd, of verwerpt, maar nageslacht heeft, dan komen zijn kinderen gezamenlijk in zijn plaats; dit heet plaatsvervulling en geldt recursief: als een kind is overleden, is onterfd, of verwerpt, wordt zijn deel verdeeld over zijn kinderen, enz. Dit gaat door tot en met familie van de erflater in de zesde graad. Als er ondanks dit systeem van plaatsvervulling geen erfgenaam (bij overlijden van de erflater nog in leven, niet onterfd, niet verwerpend) in de hele groep is, komt alsnog de volgende groep aan bod; gezien de bedenktijd voor verwerpen kan telkens het van toepassing worden van de volgende groep soms pas na een aantal maanden vaststaan.

Voorbeelden:

  • Moeder was al eerder overleden, dan overlijdt vader die niet hertrouwd was. Hij had vier kinderen, A, B, C en D van wie B is overleden. Deze had zelf drie kinderen, E, F en G. De erfgenamen van vader zijn dan A, C en D, alle drie voor 1/4 deel, én E, F en G, gezamenlijk voor 1/4 deel, dus ieder voor 1/12 deel. Stel nu dat A verwerpt en zijn kinderen en eventuele kleinkinderen enz. ook, De erfgenamen van vader zijn dan C en D, allebei voor een 1/3 deel, én E, F en G, gezamenlijk voor 1/3 deel, dus ieder voor 1/9 deel. Stel nu dat alle nog levende nakomelingen van de erflater verwerpen. Dan komt de groep "ouders, broers, zusters" aan bod, zoals hieronder.
  • De overledene heeft nooit een partner of kinderen gehad. Zijn ouders zijn overleden, zijn broers en zusters zijn A en B. Deze erven ieder voor de helft. Stel nu dat A verwerpt en zijn kinderen en eventuele kleinkinderen enz. ook. De enig erfgenaam is dan B. Stel nu dat B ook verwerpt en zijn kinderen en eventuele kleinkinderen enz. ook. Dan komt de groep "grootouders" aan bod, zoals hieronder.
  • De overledene heeft nooit een partner of kinderen gehad. Zijn ouders en grootouders zijn overleden, zijn broers en zusters zijn overleden en hebben nooit kinderen gehad. Hij had nog wel ooms en tantes, zowel van vaderskant als van moederskant. Dan erven zijn niet-aangetrouwde ooms en tantes, die van vaderskant samen de helft en die van moederskant samen de andere helft; volle neven en nichten vervullen de plaatsen van overleden ooms en tantes. Stel nu dat al deze ooms en tantes, en al deze volle neven en nichten en hun nakomelingen verwerpen. Dan komt de groep "overgrootouders" aan bod, zoals hieronder.
  • De overledene heeft nooit een partner of kinderen gehad. Zijn ouders, grootouders en overgrootouders zijn overleden, zijn broers, zusters, ooms, tantes, volle neven en nichten zijn overleden en hebben nooit kinderen gehad. Elk van de acht overgrootouders erft voor 1/8 deel. Door plaatsvervulling erven hun nakomelingen. Aangenomen dat de kinderen van elk stel overgrootouders de beide overgrootouders als ouder heeft, zijn er vier familietakken, die elk erven voor 1/4 deel. De plaatsvervulling kan gaan tot en met de achterkleinkinderen van de overgrootouders. Hun nakomelingen kunnen niet erven bij versterf; bij een grote positieve nalatenschap kan dit jammer zijn, maar bij een kleine of negatieve nalatenschap bespaart het kosten, moeite en risico van een keuze ten aanzien van het aanvaarden.


Titel 3. Het erfrecht bij versterf van de echtgenoot en de kinderen

+
Artikel 13 bepaalt dat een kind van een gehuwde overledene zijn erfdeel niet direct krijgt, maar tegoed houdt van de echtgenoot (vaak zijn andere ouder) tot die ook is overleden (zie ook de niet-opeisbare vordering die de kinderen krijgen op de langstlevende ouder).

Wilsrechten


Artikel 19 en verder behandelen wilsrechten (al wordt die term niet gebruikt). Na overlijden kan de langstlevende echtgenoot hertrouwen. Langstlevende partner had na overlijden een schuld aan de kinderen. Bij hertrouwen, kan door eventuele gemeenschap van goederen die na hertrouwen ontstaat, de vordering van de kinderen naar de tweede partner gaan of via de stiefouder bij de stieffamilie terechtkomen.

De kinderen hebben bij hertrouwen van de langstlevende partner de mogelijkheid hun eigen positie te versterken. Zij kunnen een beroep doen op een zogenaamd wilsrecht.

Als de kinderen een wilsrecht inroepen, krijgen zij goederen in bloot eigendom, met een waarde van de vordering die zij hebben op de langstlevende echtgenoot. De langstlevende echtgenoot krijgt dan het vruchtgebruik van deze goederen. Deze kan, of de stiefouder, niet meer aan deze goederen komen of verkopen (alleen de rente of andere vruchten die uit deze goederen komen zijn voor de vruchtgebruiker).

Met andere woorden, de kinderen kunnen hun erfdeel veilig stellen en hoeven niet bang te zijn dat hun aandeel erfdeel vooroverleden vader naar de erfgenamen gaat van de nieuwe partner van moeder. Wanneer moeder komt te overlijden vervalt het vruchtgebruik en verkrijgen de kinderen de volle eigendom van de goederen waarover een wilsrecht was ingeroepen.

Wilsrechten kunnen worden ingeroepen vanaf het moment dat langstlevende partner aankondigt in het huwelijk te willen treden (aantekenen bij de gemeente).

Omdat dit verder een moeilijk onderwerp is kan dit het beste worden uitgelegd met voorbeelden.

A is overleden en erfgenamen zijn partner B en kinderen C en D. De nalatenschap van A was totaal € 60.000. B heeft dus een schuld aan de kinderen van ieder € 20.000. Echtgenote B is nu voornemens te gaan hertrouwen met X, X heeft een kind Z. Het gevaar bestaat nu dat de vordering van de kinderen C en D op hun moeder B naar de erfgenamen van X of X zelf gaat. Dit kunnen de kinderen C en D nu voorkomen, door een beroep te doen op hun wilsrechten. Kinderen C en D kunnen een beroep op hun wilsrechten doen vanaf het moment aankondiging ondertrouw of huwelijk moeder B.

De kinderen hebben een vordering op B van ieder € 20.000. Deze vordering kan nu bij beroep op de wilsrechten wel zeker gesteld worden. De kinderen kunnen middels hun wilsrechten een vruchtgebruik stellen van bepaalde goederen uit de nalatenschap van vader. (goederen zijn alle zaken) De langstlevende partner krijgt dan het vruchtgebruik van die goederen en de kinderen de blote eigendom van die aangewezen bepaalde goederen (er is dan geen rentevergoeding meer). Bij overlijden langstlevende partner vervalt dit vruchtgebruik en wordt het bloot eigendom vol eigendom. (Het eigendom gaat dus naar kinderen C en D, niet naar X of erven van X)

Bij beroep op wilsrecht door C en D kan bijvoorbeeld C een beroep doen op wilsrecht van een kast ter waarde van € 20.000 en kind D een beroep doen op wilsrecht van een bankrekening ter waarde van € 20.000. De langstlevende partner B hoeft deze zaken nog niet af geven, zij is immers nog niet overleden.

Enkele jaren later overlijdt B. Zij heeft geen testament gemaakt. De erfgenamen van B zijn dus de kinderen C en D en haar echtgenoot X, ieder voor 1/3 deel. Z erft niet mee, dit is immers geen bloedverwant van B.

B en X waren in gemeenschap van goederen gehuwd. Bij overlijden huwelijk B was het gezamenlijke vermogen totaal € 160.000, waaronder het vruchtgebruik van € 40.000.

Omdat de kinderen bij hertrouwen van B een beroep hebben gedaan op hum wilsrechten, vervalt het vruchtgebruik aan de blote eigenaren. Het gemeenschappelijk vermogen is na aftrek blote eigendom/vruchtgebruik vermogen totaal € 120.000, de nalatenschap is de helft of € 60.000. Hierin zijn de erfgenamen de kinderen C en D en partner X ieder voor 1/3 deel in gerechtigd, of ieder € 20.000

Op dit erfdeel is ook de wettelijke verdeling van toepassing. Alle vermogensbestanddelen worden toegedeeld aan X en X heeft een schuld aan de kinderen C en D van € 20.000, opeisbaar bij zijn overlijden.


Titel 4. Uiterste willen

+
Het wettelijk stelsel kan doorbroken worden door het maken van een uiterste wil, beter bekend als testament. In de praktijk wordt een testament opgemaakt door een notaris. Op grond van het Haags Testamentvormenverdrag kan een Nederlander echter ook geldig in het buitenland een onderhands (eigenhandig) geschreven testament maken, wanneer dit voldoet aan de vormvereisten van het land waar(in) dit testament wordt gemaakt. Een dergelijk testament kan thuis worden bewaard en hoeft niet bij een notaris in bewaring te worden gegeven.

Er is geen plaatsvervulling (zoals die er wel is bij erfopvolging bij versterf, zie boven), tenzij dit in het testament staat. Plaatsvervulling voor een familielid kan met de formulering "met inachtneming van plaatsvervulling, zoals geregeld in het Burgerlijk Wetboek voor erfopvolging bij versterf. In andere gevallen is een andere formulering nodig, gezien de bepaling bij erfopvolging bij versterf dat alleen familieleden van de erflater tot en met de zesde graad erven.

Na een overlijden kunnen belanghebbenden bij het Centraal Testamentenregister gratis te weten komen of een overledene een testament heeft, en zo ja, bij welke notaris zich dat bevindt. Voor de inhoud van het testament moet men zich dan wenden tot deze of een andere notaris. Alleen al het eerste duurt ongeveer een week, en kan dus meestal geen rol spelen bij de uitvaart.

Legitieme portie


Door het maken van een testament wordt de wettelijke regeling terzijde geschoven. Ten aanzien van de eigen kinderen geldt daarbij echter een aanzienlijke beperking. Kinderen kunnen in een testament wel worden onterfd, maar zij hoeven zich daar niet bij neer te leggen. Zij kunnen namelijk aanspraak maken op hun zogenaamde legitieme portie. Dat is een deel van de nalatenschap waar kinderen, ook al zijn ze onterfd, volgens de wet altijd aanspraak op kunnen maken.

Codicil


De regels voor een codicil zijn opgenomen in artikel 97. Een codicil is een met de hand geschreven, gedagtekend en ondertekend papier, waarin bepaalde wensen kunnen worden opgenomen. Een getypte of gedrukte tekst is niet rechtsgeldig en kan niet als codicil worden aangemerkt.

In een codicil kan iemand bepaalde legaten opnemen, echter alleen legaten van kleding, lijfstoebehoren en bepaalde sieraden. Met 'bepaalde sieraden' worden bedoeld persoonlijke en/of sieraden die jaren tot de familie behoorden. Ook kunnen inboedelgoederen en boeken worden gelegateerd. Met andere woorden, alleen bepaalde kleine (persoonlijke) roerende zaken kunnen bij codicil vermaakt worden. Wil iemand grotere legaten of contanten legateren dan moet er een testament worden opgemaakt. Een testament kan alleen door tussenkomst van een notaris worden opgemaakt (zie onderdeel testamenten).

Tevens kan in een codicil worden opgenomen dat de verkrijging door een of meerdere erfgenamen niet zal vallen in een gemeenschap van goederen. Dat wil zeggen:

  • Indien een kind erfgenaam is, en in gemeenschap van goederen gehuwd is, valt de verkrijging uit de nalatenschap van zijn ouder in deze gemeenschap van goederen van dit kind. Bij een eventuele echtscheiding van het kind, deelt zijn echtgenoot kind mee in de nalatenschap. Immers het vermogen van man en vrouw, zijn kind en echtgenoot moet dan door twee worden gedeeld. Indien in een codicil is opgenomen dat de verkrijging door het kind uit de nalatenschap niet zal vallen in een gemeenschap van goederen, blijft deze verkrijging privé van het kind. Bij eventuele echtscheiding van kind, blijft deze erfenis buiten de verdeling bij de echtscheiding.


Titel 5. Onderscheiden soorten van uiterste wilsbeschikkingen

+

Erfstelling en legaat


Bij een legaat krijgt de legataris een bepaalde zaak of een waarde toebedeeld. Bij een erfstelling erft de erfgenaam onder algemene titel, dat wil zeggen de erfgenaam erft een bepaalde fractie van het restant van de bezittingen én de schulden, waarbij de schulden de waarde van de bezittingen kunnen overtreffen, een en ander net als bij erfopvolging bij versterf. Zelfs als de nalatenschap niet toereikend is voor alle legaten kunnen de legatarissen hun legaten vorderen van de erfgenamen.

Erfgenamen kunnen dan ook kiezen of ze de nalatenschap aanvaarden. Ook een legaat kan verworpen worden.

Het testament hoeft geen verdeling te regelen, het kan ook vermelden wie niet erft (expliciete onterving), waarbij voor de rest de regels van erfrecht bij versterf gelden. Impliciete onterving gebeurt door een verdeling waarbij iemand die volgens de regels van erfopvolging bij versterf zou erven niet meedeelt.

Testamentaire lasten


In een uiterste wil kan de testateur aan een erfstelling of een legaat een verplichting verbinden. Dit wordt een last genoemd. Iemand krijgt bijvoorbeeld een legaat van € 10.000 onder de last om de huisdieren van de erflater te verzorgen.

Een erfgenaam of legataris op wie een testamentaire last rust (de lasthebber), verkrijgt zijn recht onder de ontbindende voorwaarde dat het wegens niet-uitvoering van de last wordt vervallen verklaard door de rechter, op verzoek van een bij de vervallenverklaring belanghebbende. Een last kan al of niet leiden tot een verkrijging bij iemand anders, die dan lastbevoordeelde wordt genoemd.

Omdat door een last de verkrijging door de legataris of erfgenaam kan vervallen, kan het voorkomen dat de erfgenaam of legataris niet onvoorwaardelijk over die goederen kan beschikken. De last wordt in de praktijk niet veel gebruikt.

Makingen onder tijdsbepaling en onder voorwaarde


Bij een making onder voorwaarde kan het gaan om een ontbindende of een opschortende voorwaarde: de making geldt tot of vanaf een onzekere gebeurtenis.

Is de vervulling van de voorwaarde teweeggebracht door iemand aan wie het vermaakte bij vervulling van de voorwaarde toekomt, dan geldt zij als niet vervuld, indien de redelijkheid en billijkheid dit verlangen. Dit is dus heel anders dan bij een testamentaire last, waar aan de verkrijging een verplichting is gekoppeld.

Artikel 141 regelt de fideï-commis de residuo, die een making met ontbindende voorwaarde combineert met een making met dezelfde voorwaarde als opschortende voorwaarde.

Executeur


Een executeur is iemand die de nalatenschap van een erflater behandelt en afwikkelt. Hij kan alleen benoemd worden bij testament. (Vóór 2003 werd de term executeur-testamentair gebruikt en was het ook mogelijk deze bij codicil te benoemen.)


Titel 6. Gevolgen van de erfopvolging

+
Artikel 182 bepaalt dat met het overlijden van de erflater zijn erfgenamen van rechtswege opvolgen in zijn voor overgang vatbare rechten en in zijn bezit en houderschap. Zij worden van rechtswege schuldenaar van de schulden van de erflater die niet met zijn dood tenietgaan. Het betreft rechtsopvolging onder algemene titel, wat inhoudt dat erfgenamen de erflater opvolgen in de verkrijging van al zijn goederen, schulden en rechtsbetrekkingen, zonder dat voor de verkrijging van de afzonderlijke goederen, schulden en rechtsbetrekkingen levering, schuld- of contractovername vereist is. De erfgenamen volgen dus (ieder voor zijn eigen deel) in volle omvang de rechtspositie van de erflater op voor wat betreft de vermogensrechtelijke rechtsverhoudingen van de erflater met derden.

Als er geen erfgenamen zijn of als deze allemaal verworpen hebben komt een nalatenschap met een positieve waarde toe aan de Staat.

Aanvaarding


Een erfgenaam heeft ten aanzien van de nalatenschap de keuze uit:
  • zuivere aanvaarding
  • beneficiaire aanvaarding (ook aanvaarding onder het voorrecht van boedelbeschrijving genoemd)
  • verwerping

Een wettelijke vertegenwoordiger van een erfgenaam kan voor deze niet zuiver aanvaarden en behoeft voor verwerping een machtiging van de kantonrechter. Deze geeft in het belang van de erfgenaam meestal geen toestemming als de waarde van de erfenis positief is.

Gedurende drie maanden na het overlijden van de erflater kan op goederen van een nalatenschap die niet door alle erfgenamen zuiver is aanvaard, geen verhaal worden genomen, tenzij de schuldeiser hiertoe ook in geval van faillissement van de erflater had kunnen overgaan.

Als erfgenamen niets doen, dus zich niet zo gedragen dat dit geldt als zuiver aanvaarden, zie hieronder, en ook geen keuze maken (bijvoorbeeld bij een kleine of negatieve nalatenschap, en/of als de erfgenamen verre familie zijn), of als sommige erfgenamen verwerpen en de overige erfgenamen of de erfgenamen die in de plaats van de verwerpers komen niets doen, ligt het initiatief bij schuldeisers. Zolang erfgenamen niet door de rechter wordt opgedragen een keuze te maken (zie onder) kunnen ze kosten, moeite en risico van een keuze vermijden. Als ze niet weten dat ze erfgenaam zijn (waaronder het geval dat ze niet van het overlijden op de hoogte zijn en eventueel de erflater zelfs niet gekend hebben) zullen ze uiteraard ook geen keuze maken.

Zuivere aanvaarding


De erfgenamen die de nalatenschap zuiver hebben aanvaard zijn voor de schulden van de nalatenschap aansprakelijk, zelfs als die de bezittingen overtreffen.

Ook als de erfgenaam vóór zijn uitdrukkelijke keuze zich heeft gedragen als iemand die een nalatenschap ondubbelzinnig en zonder voorbehoud heeft aanvaard wordt hij geacht de nalatenschap zuiver te hebben aanvaard. Dit is het geval als hij ‘als heer en meester’ over goederen van de nalatenschap heeft beschikt, bijvoorbeeld een van de volgende handelingen verricht:

  • Inboedel meenemen.
  • Gebruiken van zaken van de nalatenschap, bijvoorbeeld in de auto van de overledene rondrijden.
  • Betalingen verrichten.
  • Ten aanzien van schulden van de nalatenschap aan de schuldeisers kenbaar maken dat hij deze voor zijn rekening neemt.
  • Bij de bank een verklaring ondertekenen om zich het rekeningtegoed van de erflater toe te eigenen om de nalatenschap af te wikkelen.
  • Afgeven volmacht om nalatenschap af te wikkelen.

Niet tot zuivere aanvaarding leiden:

  • Voldoen uitvaartkosten, deels uit eigen middelen omdat saldo bankrekening onvoldoende is.
  • Laten verlopen van de hierboven genoemde drie maanden wachttijd voor schuldeisers (art. 185).
  • Nemen van maatregelen van conservatoire (bewarende) aard.
  • Wegnemen van enige waardeloze kledingstukken erflater.
  • Het ontruimen van een huis om de nieuwe bewoner toegang te kunnen verschaffen.
  • Het inventariseren en opzeggen van lidmaatschappen en abonnementen.
  • Het deblokkeren van een rekening om het beheer te voeren over het rekeningtegoed.
  • Gedurende de wettelijke termijn van beraad (3 maanden) mogen erfgenamen bepaalde beheershandelingen verrichten met betrekking tot de nalatenschap. Beheershandelingen zijn doorgaans handelingen die noodzakelijk zijn om bijvoorbeeld verdere schulden in de nalatenschap te voorkomen. Hierbij kan gedacht worden aan het opzeggen van de huur of abonnementen of het geven van de opdracht tot het begraven van de erflater. Ook het in oude staat herstellen van de huurwoning van de erflater wordt gezien als een beheershandeling. Deze handeling is immers bedoeld om verdere schulden van de nalatenschap te voorkomen. Hetzelfde geldt voor het opslaan van de inboedel die in de huurwoning aanwezig was.

Achtergrond van de regels is dat het erfrechtstelsel is ingericht om recht te doen aan de situatie die het meest voorkomt, te weten de situatie dat de langstlevende of de kinderen alle goederen van de nalatenschap verkrijgen zonder dat zij hiervoor allerlei formaliteiten moeten afhandelen. Dit is dan wel inclusief de schulden. Hierdoor wordt een eenvoudige afwikkeling van de nalatenschap mogelijk. Een erfgenaam kan bijvoorbeeld de antieke inboedel van zijn langstlevende ouder erven en daarnaast een negatief bankrekeningsaldo. Hij kan er in dat geval voor kiezen om het banksaldo aan te vullen met zijn eigen geld in plaats van hiervoor eerst antiek uit de nalatenschap te verkopen. In de meeste gevallen zullen de schulden van de erflater eenvoudigweg uit de opbrengsten van de nalatenschap kunnen worden voldaan. Slechts in uitzonderingssituaties, als sprake is van een negatieve nalatenschap, zullen schuldeisers van de erflater verhaal kunnen nemen op het privévermogen van de erfgenaam. Een erfgenaam kan dit voorkomen door de nalatenschap beneficiair te aanvaarden. Soms zal een erfgenaam in geval van een negatieve nalatenschap echter zuiver willen aanvaarden, omdat hij uit principe de schulden van zijn langstlevende ouder wil voldoen of omdat hij zaken wil houden vanwege de emotionele waarde die zij bezitten.

Als een erfgenaam zijn keuze nog niet heeft gedaan kan de kantonrechter hem daarvoor op verzoek van een belanghebbende een termijn stellen. Laat de erfgenaam de termijn verlopen zonder een keuze te hebben gedaan dan wordt hij geacht de nalatenschap zuiver te aanvaarden.

Een verklaring van zuivere aanvaarding ter griffie van de rechtbank (art. 4:191 BW) komt in de praktijk nooit voor.

Beneficiaire aanvaarding


Als een erfgenaam een nalatenschap beneficiair aanvaardt heeft hij recht op zijn deel in het geval van een batig saldo, maar is hij niet aansprakelijk in het geval van een negatief saldo. De afwikkeling is vergelijkbaar met die van een faillissement.

Voor het afleggen van een verklaring van beneficiaire aanvaarding van een nalatenschap moet door de griffie een akte worden opgemaakt. Deze akte wordt ingeschreven in het boedelregister, zodat deze voor schuldeisers van de erflater kenbaar is. Voor het opmaken van de akte door een rechter of griffier is ingevolge artikel 22 van de Wet griffierechten burgerlijke zaken griffierecht verschuldigd, ter hoogte van € 123 (2016). Een erfgenaam die nog geen keuze heeft gedaan, wordt geacht beneficiair te aanvaarden wanneer een of meer zijner mede-erfgenamen door een verklaring beneficiair aanvaarden, tenzij hij alsnog de nalatenschap zuiver aanvaardt of verwerpt.

Een wettelijke vertegenwoordiger van een erfgenaam behoeft voor verwerping een machtiging van de kantonrechter; in alle overige gevallen wordt de betreffende erfgenaam geacht beneficiair te aanvaarden.

Naast het griffierecht dienen de erfgenamen rekening te houden met extra werkzaamheden. De afwikkeling van de nalatenschap zal daarom vaak ook langer duren. Een dergelijke afwikkeling wordt vereffening genoemd. Als er meer baten zijn dan schulden is de lichte vereffening van toepassing. Zijn er meer schulden dan baten dan is de zware vereffening van toepassing.

Als een erfgenaam (of de gezamenlijke erfgenamen) opdracht geeft aan een dienstverlener om werkzaamheden te verrichten in verband met de beneficiaire aanvaarding, of kosten moet maken om de aanwijzingen van de kantonrechter uit te voeren, dan is hij de kosten daarvan verschuldigd, ook als die hoger zijn dan de baten uit de erfenis.

Verwerping


Voor het afleggen van een verklaring van verwerping van een nalatenschap geldt hetzelfde als hierboven. Het kost ook € 123. Indien meerdere erfgenamen de nalatenschap willen verwerpen kunnen zij dit gezamenlijk doen in één akte, zodat zij slechts eenmaal dit griffierecht zijn verschuldigd.

Indien een erfgenaam verwerpt, worden van rechtswege zijn of haar afstammelingen tot de nalatenschap geroepen. Indien deze de nalatenschap ook niet wensen, moeten ze dus ook verwerpen. Een wettelijke vertegenwoordiger van een erfgenaam behoeft voor verwerping een machtiging van de kantonrechter. De verdeling wordt na verwerping bepaald alsof de verwerpers niet bestaan: de erfgenamen die niet verwerpen krijgen bijvoorbeeld een groter deel, of er komen andere erfgenamen voor de verwerpers in de plaats (zie verder erfrecht).

Bescherming erfgenamen tegen onverwachte schulden


De Wet van 8 juni 2016 tot wijziging van Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek om erfgenamen beter te beschermen tegen schulden van de erflater (Wet bescherming erfgenamen tegen schulden) heeft Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek als volgt gewijzigd.

Artikel 192, eerste lid, is gewijzigd in die zin dat impliciet zuiver aanvaarden is beperkt tot het geval dat de erfgenaam goederen van de nalatenschap verkoopt, bezwaart of op andere wijze aan het verhaal van schuldeisers onttrekt. Het geldt dus bijvoorbeeld niet meer bij alleen maar mee naar huis nemen en het daar opslaan, en zo beschikbaar houden voor schuldeisers, mits zulke handelingen kunnen worden aangemerkt als het goed beheren van de nalatenschap door de erfgenaam, en niet alleen maar gedaan wordt om goederen voor zichzelf veilig te stellen. Bij bijvoorbeeld een familiefotoalbum speelt ook mee dat het louter emotionele waarde heeft en dus geen verhaalsobject is. Goederen zonder waarde kunnen ook worden weggegooid of meegegeven aan de kringloop.

Een erfgenaam die na zuivere aanvaarding van de nalatenschap bekend wordt met een onverwachte schuld wordt na een verzoek daartoe binnen drie maanden na ontdekking van deze schuld door de kantonrechter gemachtigd de erfenis alsnog beneficiair te aanvaarden, of als de vereffening al heeft plaatsgevonden, ontheven van zijn verplichting de schuld, voor zover hoger dan zijn al ontvangen erfdeel, uit zijn privévermogen te voldoen. (In het tweede geval krijgt de nieuw-ontdekte schuldeiser mogelijk een kleiner deel van zijn vordering uitbetaald dan de andere schuldeisers hebben gehad, en dan hij gehad zou hebben als hij er eerder bij was geweest. Als bijvoorbeeld de eerder bekende schulden gelijk waren aan de bezittingen dan zijn die schuldbedragen geheel uitbetaald, en krijgt hij niets.)

Het deel van de schuld dat overeenkomt met het geërfde vermogen of een deel daarvan moet ook worden betaald als de erfgenaam het geërfde vermogen al heeft besteed.

Een onverwachte schuld is een schuld die de erfgenaam niet kende en evenmin behoorde te kennen op het moment dat hij de nalatenschap zuiver aanvaardde. Met de woorden ‘kende en behoren te kennen’ wordt verwezen naar het begrip goede trouw in het Burgerlijk Wetboek (artikel 3:11 BW). In ieder geval wordt van een erfgenaam verwacht dat hij heeft onderzocht waaruit de nalatenschap bestaat. Hij zal ten minste de administratie van de erflater moeten hebben geraadpleegd. Van schulden die doorgaans uit de administratie van de erflater blijken, zoals hypotheekschulden, debetsaldi van rekeningen-courant, onbetaalde facturen en belastingschulden, wordt in beginsel aangenomen dat een erfgenaam deze kende dan wel behoorde te kennen. In de situatie dat een erflater niet of nauwelijks een administratie voerde, rust op een erfgenaam de verplichting om nader onderzoek te doen naar de schulden van de erflater.

Slechts in uitzonderingssituaties zal sprake zijn van een schuld waarvan gezegd kan worden dat een erfgenaam deze redelijkerwijs niet kon kennen. Dit zou bijvoorbeeld een eigen bijdrage Wlz kunnen zijn die erg laat gevorderd wordt. Een ander voorbeeld zou kunnen zijn een eis tot schadevergoeding uit onrechtmatige daad, tijdens zijn leven door de erflater tegenover derden gepleegd. Gelet op de verjaringstermijn van een vordering tot vergoeding van schade kan een erfgenaam hier tot 20 jaar na het overlijden van de erflater mee worden geconfronteerd.


Aanvaarding van een legaat

+
Een legaat wordt verkregen zonder dat een aanvaarding nodig is, behoudens de bevoegdheid van de legataris om het legaat te verwerpen zolang hij het niet aanvaard heeft. De kantonrechter kan op verzoek van een belanghebbende aan de legataris een termijn stellen, waarbinnen deze moet verklaren of hij al dan niet verwerpt; bij gebreke van een verklaring binnen de gestelde termijn verliest de legataris de bevoegdheid om te verwerpen. De verwerping van een legaat moet op ondubbelzinnige wijze geschieden, maar is aan geen vorm gebonden.


Wetsgeschiedenis

+
In het oude Burgerlijk Wetboek werd het erfrecht behandeld in art. 877 - 1176. Deze stonden eerst in Titel 11 t/m 17 van het Derde Boek. Vanaf 1 januari 1992 vormden ze met behoud van artikel- en titelnummers Boek 4.

De Wet van 18 april 2002, houdende vaststelling van de Invoeringswet Boek 4 en Titel 3 van Boek 7 van het nieuwe Burgerlijk Wetboek, vierde gedeelte (aanpassing van de wetgeving aan het nieuwe erfrecht en schenkingsrecht), ingevoerd per 1 januari 2003, bepaalde onder meer dat Boek 4 van het Burgerlijk Wetboek werd vervangen door Boek 4 van het nieuwe Burgerlijk Wetboek, zoals dat is vastgesteld bij de Wet van 11 september 1969 tot vaststelling van Boek 4 van het nieuwe Burgerlijk Wetboek, Stb. 392, en nadien is gewijzigd bij onder meer de Wet van 3 juni 1999, houdende invoeringswet Boek 4 en Titel 3 van Boek 7 van het nieuwe Burgerlijk Wetboek, eerste gedeelte (wijziging van Boek 4), en de Wet van 18 april 2002 tot vaststelling van de Invoeringswet Boek 4 en Titel 3 van Boek 7 van het nieuwe Burgerlijk Wetboek, tweede gedeelte (nadere wijziging van Boek 4).



Volg ons op Facebook!