Zoeken


Pagina navigatie
[ Verbergen ]
|
Bewijs
In het strafrecht is het bewijs de informatie die aantoont dat de verdachte datgene heeft gedaan waarvan hij beschuldigd wordt. De beschuldiging staat normaal gesproken in de tenlastelegging.
Een bewijs kan onder meer bestaan uit:
Aan de hand van de bewijsmiddelen moet de toedracht worden aangetoond.
Volgens het Nederlandse strafrecht kan iemand alleen veroordeeld worden als er wettig en overtuigend bewijs aanwezig is voor zijn of haar schuld. Hierbij zijn wettig en overtuigend twee verschillende begrippen. Het is dus mogelijk dat het bewijs wettig is, maar niet overtuigend en het is ook mogelijk dat het bewijs overtuigend is, maar niet wettig. In beide gevallen zal er vrijspraak moeten volgen.
De genoemde begrippen hebben de volgende betekenis:
Een paar voorbeelden kunnen dit verduidelijken.
Iemand werd verdacht van het veroorzaken van een dodelijk ongeluk. De verdachte bekende, maar werd toch vrijgesproken. De rechtbank concludeerde:
Een situatie waarin er simpelweg te weinig bewijs is, het bewijs bestaat bijvoorbeeld alleen uit een (geloofwaardige) verklaring van het slachtoffer. De rechter zal overigens nooit laten blijken dat hij overtuigd is van de schuld van de verdachte, als er te weinig bewijs blijkt te zijn voor een veroordeling.
In het Wetboek van Strafvordering worden vijf categorieën van wettige bewijsmiddelen genoemd (artikel 339):
Foto's, films, geluidsbanden, dvd's, etc. maar ook het moordwapen worden niet genoemd en kunnen dus niet rechtstreeks als wettig bewijsmiddel dienen. Ze kunnen wel ter zitting aan de rechter zijn getoond en vallen dan onder de eigen waarneming van de rechter. Ook is het mogelijk dat ze in een proces-verbaal zijn beschreven.
In het Wetboek van Strafvordering staan de eisen waaraan het bewijs moet voldoen (artikel 338-344a). Als het bewijs niet aan de regels voldoet en ook niet meer kan worden hersteld, bepaalt artikel 359a welke van de volgende maatregelen wordt toegepast:
In het strafrecht is er een indeling te maken in drie bewijsstelsels, die hieronder puntsgewijs opgesomd zijn:
Het negatief-wettelijk bewijsstelsel is een leerstuk uit het strafrecht. Het negatief-wettelijk bewijsstelsel houdt in dat er een minimumeis aan het bewijs wordt gesteld, maar dat de rechter niet tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit kan komen als hij niet de overtuiging heeft gekregen dat dit ten laste gelegde feit door de verdachte is begaan. Dit in tegenstelling tot het positief-wettelijk bewijsstelsel, waar de rechter de verplichting heeft om tot een bewezenverklaring van het feit te komen, als aan de minimumeisen van het bewijsrecht is voldaan. Zowel bij het negatieve stelsel als bij het positieve stelsel moeten de aangevoerde bewijzen hun grondslag vinden in de wet, om als bewijs te worden toegelaten. Daarenboven kan er nog een onderscheid gemaakt worden tussen het wettelijke bewijsstelsel en het vrije bewijsstelsel. In het geval van het vrije bewijsstelsel staat men vrij elk soort bewijs te bezigen.
Het positief-wettelijk bewijsstelsel is een leerstuk uit het strafrecht. Het behelst dat het aantal aan te voeren bewijzen limitatief in de wet is opgesomd. Evenwel moet de rechter bij een bepaalde hoeveelheid aan bewijsmiddelen tot een bewezenverklaring komen. Dit maakt het positief-wettelijk bewijsstelsel de tegenhanger van het negatief-wettelijk bewijsstelsel. De bewijsmiddelen zijn bij laatstgenoemde stelsel eveneens limitatief opgesomd in de wet. De rechter is bij beide stelsels gebonden aan een bewijsminimum, maar van een verplichte bewezenverklaring is bij het negatief stelsel geenszins sprake, voor zover de rechter niet de overtuiging heeft dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Bovendien kan er nog een tweedeling gemaakt worden tussen het wettelijke bewijsstelsel (negatief, positief) en het vrije bewijsstelsel. Kenmerk van het vrije bewijsstelsel is dat elk soort bewijs toegestaan is.
*Ooggetuige
*Vrij bewijsstelsel
Een bewijs kan onder meer bestaan uit:
- Sprekende getuigen:
- verklaringen van mensen die vertellen wat ze hebben gezien of gehoord. Die kan bestaan uit:
- opsporingsambtenaar van een politieagent of andere opsporingsambtenaar
- aangifte van slachtoffers
- getuigenverklaringen
- verklaring van de verdachte zelf,
- verklaringen van deskundigen
- verklaringen van mensen die vertellen wat ze hebben gezien of gehoord. Die kan bestaan uit:
- Stille getuigen:
- schriftelijke documenten, foto's, geluids- en beeldopnamen
- voorwerpen, die aanwijzingen omtrent de toedracht bevatten, bijvoorbeeld een moordwapen, enzovoort
Aan de hand van de bewijsmiddelen moet de toedracht worden aangetoond.
Bekentenis
+
Een van de sterkste vormen van bewijs is een bekentenis van de verdachte. Immers, waarom zou iemand liegen dat hij iets gedaan heeft, en zich zo straf op de hals halen, als hij onschuldig zou zijn?
Toch komen valse bekentenissen voor. Een verdachte kan bekennen om een eind te maken aan een (zware) ondervraging, of omdat de verdachte (hoewel onschuldig) verwacht dat hij toch veroordeeld zal worden en met een bekentenis op een lichtere straf hoopt, of omdat de verdachte de werkelijke dader wil beschermen. Verder komt het voor dat iemand een misdrijf bekent omdat hij liever comfortabel in de gevangenis zit dan in de kou op straat.
Vanouds was men van mening dat een bekentenis met een marteling kon worden afgedwongen en dat ook zo'n bekentenis een duidelijk bewijs was. Sinds de Verlichting in de 18e eeuw ziet men in dat een dergelijke bekentenis over het algemeen geen waarde heeft. Een ander geval is het als de verdachte onder marteling dingen zegt die hij niet kon weten als hij onschuldig was (daderkennis), bijvoorbeeld waar hij het lijk heeft verborgen. Toch is marteling in de beschaafde wereld geen bewijsmiddel.
Toch komen valse bekentenissen voor. Een verdachte kan bekennen om een eind te maken aan een (zware) ondervraging, of omdat de verdachte (hoewel onschuldig) verwacht dat hij toch veroordeeld zal worden en met een bekentenis op een lichtere straf hoopt, of omdat de verdachte de werkelijke dader wil beschermen. Verder komt het voor dat iemand een misdrijf bekent omdat hij liever comfortabel in de gevangenis zit dan in de kou op straat.
Vanouds was men van mening dat een bekentenis met een marteling kon worden afgedwongen en dat ook zo'n bekentenis een duidelijk bewijs was. Sinds de Verlichting in de 18e eeuw ziet men in dat een dergelijke bekentenis over het algemeen geen waarde heeft. Een ander geval is het als de verdachte onder marteling dingen zegt die hij niet kon weten als hij onschuldig was (daderkennis), bijvoorbeeld waar hij het lijk heeft verborgen. Toch is marteling in de beschaafde wereld geen bewijsmiddel.
Nederlands strafrecht
+Wettig en overtuigend
Volgens het Nederlandse strafrecht kan iemand alleen veroordeeld worden als er wettig en overtuigend bewijs aanwezig is voor zijn of haar schuld. Hierbij zijn wettig en overtuigend twee verschillende begrippen. Het is dus mogelijk dat het bewijs wettig is, maar niet overtuigend en het is ook mogelijk dat het bewijs overtuigend is, maar niet wettig. In beide gevallen zal er vrijspraak moeten volgen.
De genoemde begrippen hebben de volgende betekenis:
- wettig bewijs: het bewijs voldoet aan de wettelijke eisen; er zijn geen redenen waarom de rechter moet besluiten dat bepaalde gegevens niet mogen bijdragen aan het bewijs van het tenlastgelegde feit; er is voldaan aan het wettelijke bewijsminimum.
- overtuigend bewijs: de rechter is persoonlijk door het bewijs overtuigd dat de verdachte inderdaad datgene heeft gedaan waarvan hij of zij beschuldigd wordt.
Een paar voorbeelden kunnen dit verduidelijken.
Wel wettig, niet overtuigend
Iemand werd verdacht van het veroorzaken van een dodelijk ongeluk. De verdachte bekende, maar werd toch vrijgesproken. De rechtbank concludeerde:
"Hoewel er voldoende wettig bewijs is in de vorm van de bekentenis van verdachte en verschillende belastende getuigenverklaringen, acht de rechtbank dit bewijs niet overtuigend. Er zijn ook aanwijzingen en verklaringen in het dossier, die er op wijzen dat een ander dan verdachte ten tijde van het tenlastegelegde feit de bestuurder van de Renault tractor is geweest, en dat verdachte de schuld op zich neemt." (LJN-nummer AO2511)
Wel overtuigend, niet wettig
Een situatie waarin er simpelweg te weinig bewijs is, het bewijs bestaat bijvoorbeeld alleen uit een (geloofwaardige) verklaring van het slachtoffer. De rechter zal overigens nooit laten blijken dat hij overtuigd is van de schuld van de verdachte, als er te weinig bewijs blijkt te zijn voor een veroordeling.
Categorieën wettige bewijsmiddelen
In het Wetboek van Strafvordering worden vijf categorieën van wettige bewijsmiddelen genoemd (artikel 339):
Foto's, films, geluidsbanden, dvd's, etc. maar ook het moordwapen worden niet genoemd en kunnen dus niet rechtstreeks als wettig bewijsmiddel dienen. Ze kunnen wel ter zitting aan de rechter zijn getoond en vallen dan onder de eigen waarneming van de rechter. Ook is het mogelijk dat ze in een proces-verbaal zijn beschreven.
Onwettig verkregen bewijs
In het Wetboek van Strafvordering staan de eisen waaraan het bewijs moet voldoen (artikel 338-344a). Als het bewijs niet aan de regels voldoet en ook niet meer kan worden hersteld, bepaalt artikel 359a welke van de volgende maatregelen wordt toegepast:
- er volgt strafvermindering,
- het bewijs wordt genegeerd, mogelijk wordt de verdachte veroordeeld op grond van ander bewijs.
- het Openbaar Ministerie wordt niet ontvankelijk verklaard, en dan vervalt de hele zaak.
Bewijsstelsels
+In het strafrecht is er een indeling te maken in drie bewijsstelsels, die hieronder puntsgewijs opgesomd zijn:
Negatief-wettelijk bewijsstelsel
Het negatief-wettelijk bewijsstelsel is een leerstuk uit het strafrecht. Het negatief-wettelijk bewijsstelsel houdt in dat er een minimumeis aan het bewijs wordt gesteld, maar dat de rechter niet tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit kan komen als hij niet de overtuiging heeft gekregen dat dit ten laste gelegde feit door de verdachte is begaan. Dit in tegenstelling tot het positief-wettelijk bewijsstelsel, waar de rechter de verplichting heeft om tot een bewezenverklaring van het feit te komen, als aan de minimumeisen van het bewijsrecht is voldaan. Zowel bij het negatieve stelsel als bij het positieve stelsel moeten de aangevoerde bewijzen hun grondslag vinden in de wet, om als bewijs te worden toegelaten. Daarenboven kan er nog een onderscheid gemaakt worden tussen het wettelijke bewijsstelsel en het vrije bewijsstelsel. In het geval van het vrije bewijsstelsel staat men vrij elk soort bewijs te bezigen.
Positief-wettelijk bewijsstelsel
Het positief-wettelijk bewijsstelsel is een leerstuk uit het strafrecht. Het behelst dat het aantal aan te voeren bewijzen limitatief in de wet is opgesomd. Evenwel moet de rechter bij een bepaalde hoeveelheid aan bewijsmiddelen tot een bewezenverklaring komen. Dit maakt het positief-wettelijk bewijsstelsel de tegenhanger van het negatief-wettelijk bewijsstelsel. De bewijsmiddelen zijn bij laatstgenoemde stelsel eveneens limitatief opgesomd in de wet. De rechter is bij beide stelsels gebonden aan een bewijsminimum, maar van een verplichte bewezenverklaring is bij het negatief stelsel geenszins sprake, voor zover de rechter niet de overtuiging heeft dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Bovendien kan er nog een tweedeling gemaakt worden tussen het wettelijke bewijsstelsel (negatief, positief) en het vrije bewijsstelsel. Kenmerk van het vrije bewijsstelsel is dat elk soort bewijs toegestaan is.
*Ooggetuige
*Vrij bewijsstelsel
Licentie: CC BY-SA 3.0 - Auteur(s): Johan Lont - changed and improved by Noorland Juristen.
© Copyright 2007 - , Noorland Juristen