Schakel JavaScript in om gebruik te kunnen maken van deze website.
Mensenhandel
Noorland Juristen Menu

Mensenhandel

Mensenhandel – in het spraakgebruik vaak inwisselbaar met de term ‘vrouwenhandel’ – is onder andere het werven, vervoeren of verhandelen van mensen tegen hun wil met als doel seksuele uitbuiting, arbeidsuitbuiting of een andere vorm van uitbuiting. Dit is meestal geen mensensmokkel, dat wél op verzoek van de gesmokkelden gebeurt.

Termen zoals ‘mensenhandel’ ontstonden in de periode circa 1877-1900, in diverse West-Europese talen. Er bleek echter direct onenigheid over wat die termen precies (moeten) betekenen, en die onenigheid duurt tot op vandaag voort. De twee uitersten, in het zeer grote scala aan ooit voorgestelde betekenissen, zijn: (a) alles wat ertoe bijdraagt dat iemand prostituee wordt, is ‘mensenhandel’; (b) iemand door dwang of misleiding brengen tot prostitutie, is ‘mensenhandel’.


Nederland

+
Tot 1911 waren vrouwenhandel en mensenhandel nog geen juridische begrippen in Nederland; tot circa 1880 vermoedelijk ook nog geen taalkundige begrippen. We behandelen hieronder tot 1911 delicten die na 1911 (soms) (deels) onder vrouwenhandel/mensenhandel zouden vallen. ‘Vrouwenhandel’ werd in 1911 één keer juridisch gedefinieerd; ‘mensenhandel’ werd vanaf 1994 een groot aantal malen ge(her)definieerd.

1811


Code pénal artikel 334: strafbaar is om als gewoonte de losbandigheid of de prostitutie of de corruptie van jeugd onder de 21 jaar uit te lokken, te bevorderen of te faciliteren.

1886


Wetboek van Strafrecht (ter vervanging van Code pénal) artikel 250 [koppelarij]: strafbaar is om uit winstbejag of als gewoonte, of in de hoedanigheid van ouder of (toeziend) voogd, de ontucht van een minderjarige te bevorderen.

1911


In maart 1911 besloot de Tweede Kamer tot strafbaarstelling van “vrouwenhandel”. Uit het voorstel daartoe in de Nota van Wijziging en het Kamerdebat blijkt, dat men met ‘vrouwenhandel’ bedoelde: iedere handeling, bedoeld om de werkzaamheid van een vrouw als prostituee te bevorderen of faciliteren. Tot dat moment had de Kamer nooit een parlementair stuk over vrouwenhandel ontvangen, dus de Kamer moet zich hebben gebaseerd op morele oordelen over prostitutie, en eventuele geruchten over vrouwenhandel.

Daarnaast werd WvS art. 250 aangescherpt: ieder bevorderen van ontucht van een minderjarige werd strafbaar.

1927


In 1927 werd ook werven of bemiddelen van mannen jonger dan 21 jaar voor prostitutie, wat nog viel onder WvS art. 250 (drie jaar cel), strafbaar gesteld onder art. 250ter (vijf jaar cel).

1988


Op 1 februari 1988 overlegde de Vaste commissie voor het Emancipatiebeleid van de Tweede Kamer met de ministers van Justitie en van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, in een uitgebreide commissievergadering (UCV), over vrouwenhandel.

Minister Korthals Altes (Justitie) zei daar: “de Hoge Raad” oordeelde recentelijk (11 maart 1986, arrest nr. 737) dat “onder vrouwenhandel dient te worden verstaan "elke daad die ertoe strekt een vrouw over te leveren aan prostitutie" ”. Hij stelde echter voor, “het misdrijf vrouwenhandel in overeenstemming met de hedendaagse opvattingen” te definiëren of interpreteren als “door (bedreiging met) geweld (…) of door misleiding of door misbruik van (…) overwicht iemand tot prostitutie (proberen te) brengen”, waarbij het aan een vrouw “voorspiegelen” van een beter inkomen al geldt als ‘misbruik van overwicht’.

1989-1994


In 1989 presenteerde de regering een wijzigingsvoorstel voor WvS 250ter, ter verhoging van de strafmaat van 5 naar 6 jaar.

Daarbij stelde de minister, dat ook de “interpretatie” van de strafbepaling nu “enige aanpassing behoeft” wegens gewijzigde “maatschappelijke opvattingen” en stelde hij deze nieuwe “formulering van het delict vrouwenhandel” voor: “een ander door (dreiging met) geweld (…) of door misbruik van (…) overwicht of door misleiding tot prostitutie” (proberen te) brengen of een persoon aanwerven of meenemen voor prostitutie in een ander land. Misbruik van overwicht bestaat daarbij reeds, volgens de minister, indien bij aanwerving van een vrouw haar een beter inkomen wordt voorgespiegeld. In 1990 werd aan de formulering toegevoegd: een minderjarige tot prostitutie brengen.

In het Kamerdebat 20 mei 1992 maakten vier partijen bezwaar tegen de clausule: “…aanwerft, medeneemt … met het oogmerk die persoon in een ander land in de prostitutie te brengen”: men achtte dat strijdig met “de veronderstelde volwassenheid en mondigheid van mensen” (VVD), strijdig met het doel om vrijwillige prostitutie van buitenlandse vrouwen “uit de criminele sfeer halen” (D66), strijdig met het doel om onderscheid te maken tussen “vrouwenhandel (per definitie gedwongen) enerzijds en vrijwillig werknemerschap van vrouwen anderzijds” (GL), en “ontkenning van het zelfbeschikkingsrecht van volwassen buitenlanders” (PvdA). De motie om die clausule te schrappen werd echter alleen ondersteund door VVD, D66 en GroenLinks. Daarna werd het wetsvoorstel, mét daarin de gewraakte clausule, aangenomen, met daartegen alleen de stemmen van SGP en RPF.

Het wetsartikel werd 1 februari 1994 van kracht.

2000-2002


Per 1 oktober 2000 werd WvS art. 250ter gewijzigd, en verletterd tot 250a met als titel [mensenhandel en strafbare exploitatie van prostitutie]. Door die combinatietitel is tussen 2000 en 2005 niet goed duidelijk wat precies juridisch geldt als ‘mensenhandel’. ‘Tot prostitutie brengen’ heet nu: ‘bewegen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een derde tegen betaling’.

Wegens het tegelijkertijd schrappen van het eertijdse ‘bordeelverbod’ (art. 250bis) werd aan art. 250a nu toegevoegd: (4º) ‘degene die opzettelijk voordeel trekt uit seksuele handelingen van een ander met een derde tegen betaling, terwijl hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat die ander zich onder de onder 1º genoemde omstandigheden beschikbaar stelt tot het plegen van die handelingen’, etc..

Per oktober 2002 werd art. 250a licht gewijzigd, om ook andere seksuele uitbuiting behalve prostitutie strafbaar te stellen: ‘seksuele handelingen met een derde’, werd: ‘… met of voor een derde’.

Sinds 2005


Per 1 januari 2005 wenste de regering tevens handelingen strafbaar te stellen die genoemd worden in een VN-protocol van 15 november 2000 inzake “trafficking in persons, especially women and children”. Basisgedachte van dat protocol lijkt: strafbaar stellen van door machtsmisbruik etc. een persoon werven of vervoeren of onderbrengen etc. voor het doel van dwangarbeid, slavernij, verwijdering van organen, of exploitatie van prostitutie.

Daartoe werd WvS art. 250a vernummerd tot 273a [mensenhandel] en gewijzigd.

Het nieuwe artikel 273a maakt nogal hutspot van het oude art. 250a en het VN-protocol. 273a bevat bijvoorbeeld, in lid 1-4º, de strafbaarheid van: ‘een ander, door misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht, dwingen of bewegen zich beschikbaar te stellen tot het verrichten van arbeid’. Aangezien dat ‘...voortvloeiend overwicht...’ niet uit het VN-protocol komt maar uit het oude WvS 250a, omvat dat ‘misbruik van overwicht’ tevens: het voorspiegelen van een beter inkomen (zie hierboven bij 1989). Dus: iemand werven voor arbeid door te wijzen op een beter inkomen, is in Nederland sinds 2005 mensenhandel.

Per 1 september 2006 werd dit wetsartikel verletterd tot WvS art. 273f.

Per 1 juli 2009 werden de maximale straffen verhoogd: mensenhandel (lid 1) ging van zes naar acht jaar; de verzwarende omstandigheden gaan resp. van 8 naar 12 jaar, 10 naar 12, 12 naar 15, en 15 naar 18 jaar.



Volg ons op Facebook!