Home » News » Opsporingsmiddelen

Opsporingsmiddelen

by Dilana van der Bend

Opsporingsmiddelen

Gerechtelijk vooronderzoek

Een gerechtelijk vooronderzoek is een strafrechtelijk onderzoek waarbij een rechter-commissaris inhoudelijk betrokken is. Binnen een gerechtelijk vooronderzoek kunnen een aantal
handelingen door de rechter-commissaris worden verricht. De rechter-commissaris kan getuigen horen, of deskundigen benoemen die een rapportage over de verdachte op moeten stellen.
Hoewel de Officier van Justitie ook aan de politie opdracht kan geven om getuigen te horen, heeft de politie geen dwangmiddelen om een getuige te dwingen om een verklaring af te komen
leggen. Wanneer een getuige echter een oproep van de rechter-commissaris krijgt, en daar geen gehoor aan geeft, is dat een strafbaar feit en is de getuige dus strafbaar. Om zeker te
weten dat de getuige de oproep heeft ontvangen, kan de rechter-commissaris de Officier van Justitie de opdracht geven om een getuige te dagvaarden. De akte dat die dagvaarding aan de
getuige is uitgereikt vormt dan het bewijs dat de getuige ervan op de hoogte was dat hij bij de rechter-commissaris moest verschijnen. In de vordering tot gerechtelijk vooronderzoek
moet duidelijk staan omschreven van welke strafbare feiten de verdachte wordt verdacht. De verdachte moet nog voor de sluiting van het gerechtelijk vooronderzoek in de gelegenheid
worden gesteld om een kopie van die vordering in ontvangst te nemen.

Dit werk is gelicenseerd onder een Creative Commons Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Unported licentie

Binnentreden & huiszoeking

Een huiszoeking is toegestaan na het afgeven van een schriftelijke machtiging of indien er sprake is van “dringende noodzakelijkheid”. Deze machtiging wordt in het algemeen een
huiszoekingsbevel genoemd alhoewel deze bewoording niet voorkomt in de Nederlandse wet. De term huiszoeking dekt ook niet de intentie van de wet, deze spreekt over een machtiging
voor het doorzoeken van “elke plaats”. Het slaat dus ook op het doorzoeken van bijvoorbeeld voertuigen.

Het huiszoekingsbevel wordt vaak verward met een machtiging tot binnentreden.
Het verschil tussen een huiszoekingsbevel en een machtiging tot binnentreden zit in de opsporingsbevoegdheden voor de opsporingsambtenaren. Het huiszoekingsbevel biedt hier de meeste
ruimte voor de opsporingsambtenaar. De machtiging kan afgegeven worden door een officier van justitie of een advocaat-generaal van een gerechtshof. Er is dus geen toestemming nodig van
een rechter. De machtiging mag echter enkel worden afgegeven bij verdenking van delicten waarop een voorlopige hechtenis gesteld kan worden. Voor lichte delicten (strafbaar met minder
dan vier jaar hechtenis) mag er geen machtiging worden afgegeven.

Indien een anonieme tip de basis vormt van een huiszoekingsbevel op grond van de Opiumwet moet dit altijd worden
aangevuld met ondersteunende resultaten van nader onderzoek naar aanleiding van deze tip. Op basis van een anonieme tip alleen mag er geen huiszoekingsbevel afgegeven worden. In de
praktijk komt het wel eens voor dat een huiszoekingsbevel achteraf gezien onrechtmatig is afgegeven. Wanneer de huiszoeking leidt tot een rechtszaak kan een onrechtmatig afgegeven
huiszoekingsbevel leiden tot het uitsluiten van het hierdoor verkregen bewijs, strafvermindering voor de veroordeelden of het niet-ontvankelijk verklaren van het OM in de gehele zaak.
Zonder een dergelijke machtiging kan er sprake zijn van huisvredebreuk. Ook kan het eventueel verkregen bewijs als “onwettig verkregen” worden beschouwd, hetgeen gevolgen kan hebben
voor een te voeren rechtszaak. Huiszoekingen zijn geregeld in het wetboek van strafvordering met als basis artikel 55a. Na een binnentreding moet altijd proces-verbaal worden opgemaakt.

Schadecompensatie

Een huiszoeking kan achteraf onterecht blijken. Bijvoorbeeld: een huiszoeking naar aanleiding van het vermoeden van een hennepkwekerij, terwijl er geen hennepkwekerij wordt
aangetroffen. Vaak wordt bij dergelijke huiszoekingen schade aangericht, bijvoorbeeld een geforceerde voordeur. Ook kan er sprake zijn van reputatieschade of een vorm van acute
stressstoornis bij de bewoner(s) van het bewuste pand. Voor deze materile en immaterile schade kan de politie alleen aansprakelijk worden gesteld indien huiszoeking plaats vindt
bij iemand die zelf op dat moment geen verdachte was en ook niet betrokken was bij de verdachte. Dit is vastgesteld in een uitspraak van de Hoge Raad der Nederlanden in 2004.
Daarnaast is er een wetswijziging in voorbereiding dat ruimere schadevergoeding beoogt.

Dit werk is gelicenseerd onder een Creative Commons Naamsvermelding-GelijkDelen 3.0 Unported licentie

Beslagname

Met het oog op de strafvordering heeft justitie vergaande bevoegdheden om voorwerpen in beslag te nemen. Het moet gaan om voorwerpen waarmee de waarheid aan het licht kan worden
gebracht (het wapen, de drugs), waarmee het wederrechtelijk voordeel kan worden aangetoond (bankafschriften) of waarmee pluk ze maatregelen kunnen worden geffectueerd (de sportauto,
het zeiljacht).

Beslagname is toegestaan bij ontdekking op heterdaad (mag in dat geval dus ook door een burger) of bij bepaalde misdrijven.

Gekoppeld aan de beslagname is de doorzoeking en gelden de regels van het binnentreden.

DNA afname

Wie door de rechter veroordeeld is tot:

  • Een (voorwaardelijke) gevangenisstraf of een maatregel zoals terbeschikkingstelling;
  • Een (voorwaardelijke) taakstraf;
  • (voorwaardelijke) plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD);
  • (voorwaardelijke) plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis (PPZ);
  • (voorwaardelijke) plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (PIJ)

Is verplicht DNA af te geven. De officier van justitie kan ook een taakstraf opleggen: ook dan moet DNA worden afgestaan.

In het verleden moest alleen wie veroordeeld was voor een zeden- of geweldsmisdrijf verplicht DNA afstaan. Nu geldt dat voor alle misdrijven die in Artikel 67 van het Wetboek van
Strafvordering beschreven staan. Wie alleen een geldstraf opgelegd heeft gekregen, hoeft geen DNA af te staan.

DNA-afname en opslag

De officier van justitie stuurt een veroordeelde het bevel dat hij DNA moet afgeven. Is de veroordeelde op dat moment op vrije voeten, dan is de afname op het politiebureau. Het DNA
wordt afgenomen door met een wattenstaafje langs het wangslijmvlies te gaan. Uit dat wangslijm haalt het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) een DNA-profiel. Vervolgens slaat het
NFI het DNA-profiel op in een databank. Bij de opslag van het materiaal kijkt het NFI ook of het profiel overeenkomt met de profielen die al in de databank zijn opgeslagen. Het NFI
bewaart het profiel en het materiaal dat de veroordeelde heeft afgestaan tot het Openbaar Ministerie het bevel geeft het te vernietigen of tot de wettelijke bewaartermijn is
verstreken (in beginsel na 20, 30 of 80 jaar, afhankelijk van de ernst van het misdrijf, van recidive en de duur van de opgelegde gevangenisstraf of maatregel).

Bezwaar tegen DNA afname en opslag

Als de officier van justitie het bevel geeft tot DNA-afgifte, moet iemand altijd DNA afstaan. Wie een oproep tot DNA-afgifte negeert, kan worden aangehouden. Tegen de afname van DNA
kan geen bezwaar worden gemaakt. Tegen het opmaken en opslaan van het DNA-profiel kan wel bezwaar worden gemaakt. Als de rechter het bezwaar toekent, geeft hij het NFI opdracht het
DNA-materiaal en profiel te vernietigen. Wordt een veroordeelde in hoger beroep vrijgesproken, dan worden zijn DNA-materiaal en DNA-profiel ook vernietigd.

Afluisteren en tappen

Een telefoontap is het monitoren van telefoon- en/of
internetconversaties door een derde partij, en gebeurt meestal in het geheim, dit wil zeggen dat de converserende partijen van het aftappen niet op de hoogte zijn. Voor het legaal
aftappen door politie of andere overheidsinstanties is in Nederland toestemming van de rechter-commissaris vereist. Dit is een van de bijzondere opsporingsmethoden.

Bijzondere middelen

In Nederland zijn de bijzondere opsporingsbevoegdheden van de politie geregeld in Boek 1 Titel IVA van het Wetboek van Strafvordering. Ze zijn hieraan toegevoegd door de Wet van 27
mei 1999 tot wijziging van het Wetboek van Strafvordering in verband met de regeling van enige bijzondere bevoegdheden tot opsporing en wijziging van enige andere bepalingen
(bijzondere opsporingsbevoegdheden), ook genoemd de Wet BOB. Deze wet is in belangrijke mate gebaseerd op de bevindingen van de Parlementaire enqutecommissie opsporingsmethoden.
De zogenoemde Bijzondere opsporingsdiensten hebben geen algemene opsporingsbevoegdheden maar een bijzondere opsporingsbevoegdheid.

  • Observatie: het stelselmatig volgen van een persoon of het stelselmatig waarnemen van diens aanwezigheid of gedrag, bijvoorbeeld met een verborgen camera)
  • Infiltratie: deelnemen of medewerking verlenen aan een groep van personen waarbinnen naar redelijkerwijs kan worden vermoed misdrijven worden beraamd of gepleegd
  • Pseudokoop of -dienstverlening: goederen afnemen van of diensten verlenen aan de verdachte
  • Stelselmatige inwinning van informatie: stelselmatig informatie inwinnen over een verdachte zonder dat kenbaar is dat dit door een opsporingsambtenaar wordt gedaan
  • Bevoegdheden in een besloten plaats (‘inkijken’): zonder toestemming van de rechthebbende een besloten plaats, niet zijnde een woning, betreden, dan wel een technisch hulpmiddel aanwenden, teneinde:
    • Die plaats op te nemen,
    • Aldaar sporen veilig te stellen, of
    • Aldaar een technisch hulpmiddel te plaatsen, teneinde de aanwezigheid of verplaatsing van een goed vast te kunnen stellen
  • Opnemen van vertrouwelijke communicatie met een technisch hulpmiddel
  • Onderzoek van telecommunicatie: opnemen met een technisch hulpmiddel van niet voor het publiek bestemde communicatie via de telecommunicatie-infrastructuur of via een telecommunicatie-inrichting die wordt
    aangewend voor dienstverlening aan het publiek (bijvoorbeeld internettap, telefoontap)

Onder infiltratie valt ook het plegen van strafbare feiten door een undercoveragent in het belang van zijn geloofwaardigheid.