Zoeken


Pagina navigatie
[ Verbergen ]
|
Kinderhandel
Kinderhandel is een vorm van mensenhandel. Het is een criminele activiteit die bestaat uit het rekruteren, transporteren, herbergen of ontvangen van kinderen met het doel hen te exploiteren.
Onder exploitatie wordt onder andere prostitutie, dwangarbeid, slavernij of het verwijderen van organen verstaan. Andere vormen zijn misbruik van kinderen als bruid, kindsoldaat, bedelaar, sporter, of voor religieuze handelingen. De Internationale Arbeidsorganisatie schat dat er in 2003 1.2 miljoen kinderen slachtoffer waren van kinderhandel.
Naar schatting tien miljoen kinderen werken als slaaf, hoewel ook wel schattingen van 100 miljoen worden gehoord. Kindsoldaten in Colombia en Afrika zijn voorbeelden van moderne slavernij. Verder werken kinderen als slaaf in steengroeven, in de tapijtindustrie en in sweatshops in India en op cacaoplantages in Ivoorkust. Op Haïti werken naar schatting tussen de 200.000 en 400.000 kinderen als slaaf, die daar restaveks worden genoemd. In China worden jaarlijks tussen de 10.000 en 70.000 kinderen verhandeld voor seks, werk of adoptie.
Kinderhandelaren maken meestal gebruik van de extreme armoede van ouders en nemen kinderen vaak onder valse voorwendselen mee. Zij vertellen de ouders bijvoorbeeld dat de kinderen tijdelijk bij een pleeggezin worden geplaatst om aan te sterken. In sommige gevallen worden kinderen geroofd, bijvoorbeeld uit ziekenhuizen. Ook komt het voor dat kinderen uit tehuizen worden verhandeld, dan wordt gebruikgemaakt van de machteloosheid van de ouders.
Onder exploitatie wordt onder andere prostitutie, dwangarbeid, slavernij of het verwijderen van organen verstaan. Andere vormen zijn misbruik van kinderen als bruid, kindsoldaat, bedelaar, sporter, of voor religieuze handelingen. De Internationale Arbeidsorganisatie schat dat er in 2003 1.2 miljoen kinderen slachtoffer waren van kinderhandel.
Naar schatting tien miljoen kinderen werken als slaaf, hoewel ook wel schattingen van 100 miljoen worden gehoord. Kindsoldaten in Colombia en Afrika zijn voorbeelden van moderne slavernij. Verder werken kinderen als slaaf in steengroeven, in de tapijtindustrie en in sweatshops in India en op cacaoplantages in Ivoorkust. Op Haïti werken naar schatting tussen de 200.000 en 400.000 kinderen als slaaf, die daar restaveks worden genoemd. In China worden jaarlijks tussen de 10.000 en 70.000 kinderen verhandeld voor seks, werk of adoptie.
Kinderhandelaren maken meestal gebruik van de extreme armoede van ouders en nemen kinderen vaak onder valse voorwendselen mee. Zij vertellen de ouders bijvoorbeeld dat de kinderen tijdelijk bij een pleeggezin worden geplaatst om aan te sterken. In sommige gevallen worden kinderen geroofd, bijvoorbeeld uit ziekenhuizen. Ook komt het voor dat kinderen uit tehuizen worden verhandeld, dan wordt gebruikgemaakt van de machteloosheid van de ouders.
Kinderhandel in de jeugdzorg
+
In Nederland komen steeds meer feiten en omstandigheden aan het licht wat duidt op kinderhandel in de jeugdzorg. Organisaties zoals “Jeugdbescherming (voorheen BJZ)” en met name “Leger des Heils - Jeugdbescherming en Reclassering (LJ&R)” lijken zich hier schuldig aan te maken. Jaarlijks komen er meer dan 10.000 klachten binnen over de vermeende kinderhandel in de jeugdzorg.
Stap 1; Na een “Uit Huis Plaatsing (UHP)” de hechting c.q. band tussen ouder en kind beschadigen door de omgangsregeling in een zeer lage frequentie te houden (bv. maximaal 1 keer in de maand 1 uur op het kantoor van de organisatie).
Stap 2; Pretenderen dat er geen goede ouder kind relatie aanwezig is omdat het kind vreemd op zijn ouders lijkt te reageren (de gevolgen van de onthechting uit stap 1 en door de wijze waarop het kind bij zijn ouders is weggehaald).
Stap 3; Een psychologisch onderzoek starten met observaties van de onthechte relatie c.q. band tussen ouder en kind, waarvan de jeugdzorg organisatie wil doen laten overkomen alsof dit een juist en zuiver beeld betreft van de relatie c.q. band tussen ouder en kind.
Stap 4; De organisatie pretendeert dat alle andere middelen ter afwending hebben gefaald of naar verwachting zullen falen.
Stap 5; Tijdrekken (hoe langer de uithuisplaatsing duurt des te moeilijker het kind terug kan.).
Stap 6; De organisatie gaat naar de rechter voor een definitieve “Uit Huis Plaatsing (UHP)”. De kinderechter heeft slechts houvast aan het rapport van de jeugdzorg organisatie en hoeft niet te controleren of dit rapport juist is. Daarnaast heeft de jeugdzorg organisatie een prachtig gemanipuleerd psychologisch rapport in handen. De definitieve “Uit Huis Plaatsing (UHP)” wordt bekrachtigt door de rechter, en hiermee is het witwassen van de kinderhandel voltooid.
Rapport kinderombudsman 10 december 2013
Reactie van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie op bovenstaand rapport
Staatssecretaris Martin van Rijn, die verantwoordelijk is voor het beleid inzake jeugdzorg, gaat onderzoek doen naar het ondergrondse netwerk van adressen waar kinderen die door jeugdzorg worden vervolgd, onderduiken. De staatssecretaris is een van de betere bestuurders van het kabinet Rutte, maar hier slaat hij de plank volledig mis. Dat komt omdat hij evenals zovele bestuurders van mijn politieke partij, geen enkel benul heeft van de gang van zaken op de werkvloer van jeugdzorg.
Van Rijn weet niet hoezeer in de uitvoering sprake is van inhumaan gedrag door gezinsvoogden, teammanagers en allerlei pseudodeskundigen van de Raad van de Kinderbescherming, het Legers des Heils, de William Schrikkergroep, christelijke jeugdzorg SGJ en aanpalende instellingen zoals de Hoenderloo Groep, LSG-Rentray/Intermezzo, Groot Emaus, Spirit, de Bascule, Lindenhout en Humanitas. Zij allen worden aangestuurd door directeuren jeugdzorg zoals Erik Gerritsen, Jan-Dirk Sprokkereef, Hans Lomans, René Meuwissen, Hans Kamps en Arthur Schellekens die helemaal niet – zoals de staatssecretaris denkt – de veiligheid van de kinderen waarborgen maar, geleid door perverse financiële prikkels, uit zijn op zoveel mogelijk geld en werkgelegenheid. Van Rijn heeft een volstrekt verkeerde voorstelling van jeugdzorg waardoor hij het ontstaan van een ondergronds netwerk niet kan plaatsen.
Ik kan dat wel omdat ik weet dat kinderen op grote schaal worden opgejaagd en geestelijk worden mishandeld en daarom willen vluchten naar voor hen veiliger oorden in Nederland en elders. Uit eigen ervaring ken ik het onderduiken uit mijn jeugd en de achtergrond nu verschilt niet wezenlijk van die van toen, alleen zijn de onderdrukkers geen bewapende buitenlanders in uniformen, doch zo op het oog nette mensen voor wie de kinderen winstobjecten zijn. Niet alleen de kinderen doch ook vaders en moeders zijn het slachtoffer van deze inhumane praktijken. Zolang de staatssecretaris niet de werkelijkheid onderkent die in alle instellingen van jeugdzorg heerst, die onder het mom van privacy en bescherming van kinderen een schrikbewind voeren waarvan duizenden kinderen de dupe zijn, wordt het ondergrondse netwerk groter en het onderduiken schering en inslag.
Deze ontwikkeling kan moreel door mensen die, zoals ik, weten hoe de vork in de steel zit, alleen maar worden gesteund. De aanpak die de staatssecretaris nu kiest, namelijk de vervolgden en opgejaagden vervolgen, is een sociaal-democraat onwaardig. Als hij aan Sylvano komt, komt hij aan mij. Daarop blijf ik hem attent maken tot het over is.
Auteur: dhr. Prof. A. Heertje
De volgende motieven lijken aanwezig te zijn;
- Het voor de organisatie binnenhalen van subsidies ( hier gaat zeer veel geld in om ).
- Loyaliteit naar het pleeggezin, deze vaak een kinderwens hebben en die het mede mogelijk maakt voor de organisatie om subsidies op te strijken.
Om dit te kunnen verwezenlijken gebruiken zij veelal de volgende methode;
Stap 1; Na een “Uit Huis Plaatsing (UHP)” de hechting c.q. band tussen ouder en kind beschadigen door de omgangsregeling in een zeer lage frequentie te houden (bv. maximaal 1 keer in de maand 1 uur op het kantoor van de organisatie).
Stap 2; Pretenderen dat er geen goede ouder kind relatie aanwezig is omdat het kind vreemd op zijn ouders lijkt te reageren (de gevolgen van de onthechting uit stap 1 en door de wijze waarop het kind bij zijn ouders is weggehaald).
Stap 3; Een psychologisch onderzoek starten met observaties van de onthechte relatie c.q. band tussen ouder en kind, waarvan de jeugdzorg organisatie wil doen laten overkomen alsof dit een juist en zuiver beeld betreft van de relatie c.q. band tussen ouder en kind.
Stap 4; De organisatie pretendeert dat alle andere middelen ter afwending hebben gefaald of naar verwachting zullen falen.
Stap 5; Tijdrekken (hoe langer de uithuisplaatsing duurt des te moeilijker het kind terug kan.).
Stap 6; De organisatie gaat naar de rechter voor een definitieve “Uit Huis Plaatsing (UHP)”. De kinderechter heeft slechts houvast aan het rapport van de jeugdzorg organisatie en hoeft niet te controleren of dit rapport juist is. Daarnaast heeft de jeugdzorg organisatie een prachtig gemanipuleerd psychologisch rapport in handen. De definitieve “Uit Huis Plaatsing (UHP)” wordt bekrachtigt door de rechter, en hiermee is het witwassen van de kinderhandel voltooid.
Bewijsaanbod


Kinderen worden op grote schaal opgejaagd en geestelijk mishandeld zegt Prof. A. Heertje uit eigen ervaring
Staatssecretaris Martin van Rijn, die verantwoordelijk is voor het beleid inzake jeugdzorg, gaat onderzoek doen naar het ondergrondse netwerk van adressen waar kinderen die door jeugdzorg worden vervolgd, onderduiken. De staatssecretaris is een van de betere bestuurders van het kabinet Rutte, maar hier slaat hij de plank volledig mis. Dat komt omdat hij evenals zovele bestuurders van mijn politieke partij, geen enkel benul heeft van de gang van zaken op de werkvloer van jeugdzorg.
Van Rijn weet niet hoezeer in de uitvoering sprake is van inhumaan gedrag door gezinsvoogden, teammanagers en allerlei pseudodeskundigen van de Raad van de Kinderbescherming, het Legers des Heils, de William Schrikkergroep, christelijke jeugdzorg SGJ en aanpalende instellingen zoals de Hoenderloo Groep, LSG-Rentray/Intermezzo, Groot Emaus, Spirit, de Bascule, Lindenhout en Humanitas. Zij allen worden aangestuurd door directeuren jeugdzorg zoals Erik Gerritsen, Jan-Dirk Sprokkereef, Hans Lomans, René Meuwissen, Hans Kamps en Arthur Schellekens die helemaal niet – zoals de staatssecretaris denkt – de veiligheid van de kinderen waarborgen maar, geleid door perverse financiële prikkels, uit zijn op zoveel mogelijk geld en werkgelegenheid. Van Rijn heeft een volstrekt verkeerde voorstelling van jeugdzorg waardoor hij het ontstaan van een ondergronds netwerk niet kan plaatsen.
Ik kan dat wel omdat ik weet dat kinderen op grote schaal worden opgejaagd en geestelijk worden mishandeld en daarom willen vluchten naar voor hen veiliger oorden in Nederland en elders. Uit eigen ervaring ken ik het onderduiken uit mijn jeugd en de achtergrond nu verschilt niet wezenlijk van die van toen, alleen zijn de onderdrukkers geen bewapende buitenlanders in uniformen, doch zo op het oog nette mensen voor wie de kinderen winstobjecten zijn. Niet alleen de kinderen doch ook vaders en moeders zijn het slachtoffer van deze inhumane praktijken. Zolang de staatssecretaris niet de werkelijkheid onderkent die in alle instellingen van jeugdzorg heerst, die onder het mom van privacy en bescherming van kinderen een schrikbewind voeren waarvan duizenden kinderen de dupe zijn, wordt het ondergrondse netwerk groter en het onderduiken schering en inslag.
Deze ontwikkeling kan moreel door mensen die, zoals ik, weten hoe de vork in de steel zit, alleen maar worden gesteund. De aanpak die de staatssecretaris nu kiest, namelijk de vervolgden en opgejaagden vervolgen, is een sociaal-democraat onwaardig. Als hij aan Sylvano komt, komt hij aan mij. Daarop blijf ik hem attent maken tot het over is.
Auteur: dhr. Prof. A. Heertje
© Copyright 2007 - , Noorland Juristen